vonkend bij inslag
op de dag dat we elkander ontmoeten
zullen werelden botsen als spiegels
waardoor we beiden aangeslagen en ontnuchterd
fragmenten ervaren zoals water rimpelt met kiezels
jubelend van opwinding ben ik enthousiast
al verkerend in de wetenschap
dat zowel in vriendschap als in liefde
op ieder potje wel een deksel past
wispelturig en afwegend
prachtige ogen vol vuur
brandende in een stralend gezicht
ze is een schone en ranke vorm
vervuld met dat, waar ik van zwicht
verlegen kijk ik haar aan, onschuldig
met de sprankelsimpele gedragingen
door haar aanwezigheid alleen al
voel ik me even een onbezorgd kind
waar was ze nou, al die momenten
voelde ik ze niet aan of keek ik eroverheen
of keek ik alleen naar haar popelende borsten
geeft ze me nu nog antwoord of zometeen
alsjeblieft, vergeef me haar te bewonderen
zoals ik graag wil vlechten met haar haren
zij is het meer dan waard te mogen aanschouwen
want ze heeft me toch een schoonheid
en ik hoop dat ik op haar mag vertrouwen
zo lief, onschuldig en ondeugend is ze
zoals ze nu naar me kijkt, is dit flirten
of verdoe ik hiermee gewoon m ‘n tijd
zelfhelingsbesef
een manke ziel
op zoek naar z ‘n vorm
heeft zo z ‘n eigen waarden
afwijkend van de norm
voor geen gat te vangen
niet te lang althans
als dertien in een dozijn
buigt andermans geest om
een zielenchirurgijn
heeft hieraan een karwei
misschien een kneepje
hier en daar – of
een immens epische blokkade
en garde en garde en garde
dit herstel, gaat hard tegen hard
dat je een muur beklimt, valt
en ‘m weer opnieuw beklimt
tot je erbovenop bent en weet
de aanhouder wint
dromend door de bedplank
lijp als een gijp, grijp ik de vlokken
in het vruchtenat blijven ze lonken
en ik voel hartslagen door wanden bonken
ze duwen op m ‘n stronk, m ‘n voedingskabel
deze knuisten zijn ook niet bepaald capabel
de poort ontvouwt zich, op naar het onbekende!
zit ik plots zonder vocht en in een bende
zonderling valt een flauw straaltje licht
op m ‘n wat wankele fontanellen
m ‘n hoofd wil eruit glijden
‘t licht blijft maar aansnellen
en nu wat bungelend aan één been
het resterende vocht uit m ‘n lijf kotsend
jank nog eens flink van me af
en ik verblijf
laten we vooral niet pretenderen
ik pretendeer helemaal niet veel
maar men pretendeert zich scheel
zo zullen we allen eens gelijk zijn
terwijl we de verschillen accepteren
pretendeer ik me lichter, dan zonlicht
en noem mezelf ondertussen dichter
beeld je niets in en projecteer dit
als een kasteel tussen de wolkendekens
houd hieraan vast met ketens
en geloof verder meer dan niks
of geef me nog wat vegen
met de vuile bezem van je schone straat
laat me denken….jou, te kennen
door en door te kennen als geen één
en dat er verder niemand is
die je beter kent dan dat ik doe
tussen alcohol, kitsch en
nog wat nutteloze feiten
neem ik nog een slok van m ‘n wijntje
en proost vrolijk doch doldwaas
op ‘t naderende morgenlicht
geef me nog een oprechte lach
geef me wat irritatie, grollegrappen
haal m ‘n gevoel maar overstag
terwijl we pretenderen naar adem te happen
zodat mensen over ons heen gaan stappen
en de dagen elkaar overlappen
zot pretendeert men gister
het morgen van vandaag
en tot op ‘t heden is er een vraag
wie is er al eerlijk geweest vandaag?
hoe diep reikt een treurwilg
versluierd in deemsteren nevels
blijkt de maan als een knipoog
allicht, afnemende van de zon
schouwend over ‘t wel en wee
van al wat zich in de ruimte bevindt
of wat voor naam ‘t later ook heeft
en er voor mode een andere benaming heerst
in hoeverre je jezelf alleen waant
met je lieve kat Cloris op je schoot
terwijl je dagelijks van hot naar her baant
besef je ergens dat je heel diep kan zinken
als je de stront verlaat voor een sloot
maar van al dat negatieve gezeik
en de ketsende kiezeltjes door droesem
voel je troebeltjesaan dat je weer opleeft
aan de waterkant groeit namelijk
nog wat bloesem
libertrip
ik zie mezelf in een ruïne staan
een zwart gat gaapt me aan
en ik voel de macht der verleiding
en ik ga mee op de stroom der getijding
neem een teug adem
ben ik wel bewust van m ’n lichaam?
ik sla m ’n vleugels uit
om op wanen mee te gaan
terwijl een door spinrag
omgeven beeldscherm sneeuwt
want de dag schittert dagelijks
op vele muurbloemen en fonkelbladeren
en ik zie zilveren zonnen zoemen
tussen strand en nachteschijn
om vanuit m ’n eigen stofwolk aanschouwt te hebben
is het allemaal te mooi om abstract te zijn
oh, mijn provinciale sproet
er ligt een dorp aan de Utrechtse Heuvelrug
en de mensen die daar wonen hebben nog allures
stadse, zowel lichamelijke als geestelijke blessures
hier maakt men van de roze olifant een mug
geroezemoes hier, daar nog wat geheugemeug
wilt u te veel drank of een gevuld glas
bent u creatief of loopt u in de pas
iedereen is hier welkom, zelfs een zeug
we zijn wel wat vreemd, kinderen van heuvelen
met een wat lichte mate van verzuiling
zolang de echte Veensen achter ellebogen keuvelen
ja er zijn kakkers, hippies en alto’s
zelfs in ons te gekke Veenendaal
vieren ego’s hoogtij in rare salvo’s
zielklemclaim
ze wil dat ik meer tijd voor haar heb
en dat ik niet zo moeilijk doe
dat ik de boel vaker de boel laat
maar ook dat ik al onze zooi opruim
ze wil bepalen wat we kijken op tv
en dat ik alles hetzelfde zie als zij
dat ik haar altijd serieus neem, zonder weerwoord
maar ook dat ik een eigen mening heb
ze wil dat mijn uiterlijk ook verzorgd is
en dat ze me daar niet op hoeft te wijzen
dat ik het voel dat er iets op m ‘n tanden zit
maar ook dat een gat in je broek de mode is
ze wil dat ik met mijn vrienden breek
en dat ik haar beste vriendin niet zo leuk vind
dat ik altijd van haar zal houden
maar ook dat zij alles in perfectie doet
ze wil dat ze godin van de liefde is
en dat ik enkel haar aanbidden zal
dat ik haar vergeef bij overspel
maar ook dat, kost mij m ‘n ballen
en klokkenspel
waar laat ik ‘t nutteloze nuchter?
zoals elke jongste zoon
voel ik me uiterst gewoon
en wat men ook over me wil zeggen
verantwoording hoef ik alleen
aan mezelf af te leggen
is de mens dan geen pootjes aan een plateau
vol reliëf en allerlei goedjes kleverig klef
wens ik me verlangend van geen enkel niveau
vol bewustzijn en een zuiver besef
dat er me van alles in ‘t leven overkomt
mijn eigen stem vandaag de dag niet verstomt
opdat ik alles kan wat ik wil bereiken
verder
heb ik geen boodschap aan de standaard
dus ga ik niet over lijken
mits ‘t een nozele zaak is
en ik er niet meer langs heen kan kijken
(on)zeker
de wereld is onrechtvaardig
belevenissen ongelijk verdeeld
vriendelijk is, zowel goed- als kwaadaardig
waar een kind manipuleert
en vrijuit speelt
de knikkers rollen her en der
zie ze veranderingen ondergaan
zandkorrels van dichtbij en van ver
voel me alleen, kwetsbaar en nietig
al zie ik nergens een kind bestaan
is het m ‘n fantasie of toch echt
ik weet ook niet wat het is
vragende en zoekende naar antwoorden
voor dat essentiële vraagstuk
waarvan ik nog steeds delen mis
zo ben ik gekomen en ook zo zal ik zijn
een waarde oordeel, kan, indien men ze bedoeld
een grove schending van het menselijk recht zijn
één mens kan voor meerderen dan wel zijn gestoeld
één zal altijd tweede blijven en dat doet pijn
een nul zoals ik, na gemeten een kwatrijn
een mens waardig de natuur, loyaal in gevoel
een diender van de vrijheid werkend in een mijn
een puur en oprecht persoon, gezond, zonder doel
een gevelde boom ligt ten grondslag aan een spoel
één reden, eenduidig dualisme zo fijn
een minderjarige kijk op de natuur, smoel
een maatpak of keurslijf schrijvende op velijn
een dropping naar het onbekende oh zo zwoel
een objectieve boodschap voorzien van gegrijn
joh, je kan ook te beleefd zijn
in het belang van de nationale veiligheid
meld ik hierbij dat het euvel verholpen is
en de wereld voor een poos met gerust hart
adem kan halen en wel en wee
wonder boven wonder, gered is
hartelijk dank voor het melden
dat er zich een calamiteit heeft afgespeeld
en we hopen dat we niet te veel
emotionele, hetzij materiale schade hebben berokkend
aan de levenskwaliteit van omwonenden
en aanverwante zaken
thans vertrouwen wij erop
de zaak voldoende aandacht
te hebben geschonken
verder hopen we erop, dat
onze integriteit annex menswaardigheid
geenzins aan lager wal is geraakt, evenals
onze maatschappelijke functie om klankkast
van diverse propaganda en onzinnige, doldwaze
boodschappen te mogen verkondigen
met vriendelijke groeten en enkel
de beste bedoelingen welke we momenteel
op zak hebben, verblijven wij thans
de Melancholieke Mautist & Rattus Norvegicus in spé, non de Ju le vivre!
P.S.(Bovenstaand bericht kon korter, waarvoor ons welgemeende, zowel integer als nobel excuses. Ons advies hierin is deze in vol vertrouwen te aanvaarden.)
© Maurits Sterkenburg
al deze gedichten komen uit m ’n gedichtenbundel ‘alwaar melancholie bloeit‘ en voor mijn doen is dit nog een paar gedichten, ik gebruikte toen deze bundel uitkwam nog een pseudoniem die ik nu niet meer gebruik en dat was ’t voor nu wel
ciao ciao
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...